K & D Accountants
Charles Stulemeijerweg 7
5026 RS Tilburg
T 013 4550935
E info@kdaccountants.nl
BTW NL 8592.259.14.B01
K & D Accountants
Charles Stulemeijerweg 7
5026 RS Tilburg
T 013 4550935
E info@kdaccountants.nl
BTW NL 8592.259.14.B01
Het kabinet heeft besloten de hoge schenkingsvrijstelling voor de eigen woning, de zogenaamde jubelton, per 1 januari 2023 te verlagen tot € 27.231. De verlaging loopt vooruit op de afschaffing van de jubelton per 1 januari 2024. Na verlaging is het bedrag van de schenkingsvrijstelling eigen woning gelijk aan de eenmalig verhoogde vrijstelling voor schenkingen van ouders aan kinderen in de leeftijd tussen 18 en 40 jaar oud. Het is niet mogelijk om de verlaagde schenkingsvrijstelling voor de eigen woning te benutten voor een schenking van ouders aan kinderen naast de eenmalig verhoogde vrijstelling voor schenkingen van ouders aan kinderen.
Het verlagen van de schenkingsvrijstelling voor de eigen woning zal worden opgenomen in het wetsvoorstel Belastingplan 2023.
Overdrachtsbelasting wordt geheven ter zake van de verkrijging van in Nederland gelegen onroerende zaken. Er geldt een vrijstelling van overdrachtsbelasting voor toedeling van een onroerende zaak, die gezamenlijk is verkregen, aan een van de oorspronkelijke verkrijgers.
In een procedure over de overdrachtsbelasting heeft de Hoge Raad geoordeeld dat onder gezamenlijke verkrijging door samenwoners ook moet worden verstaan de gezamenlijke verkrijging van de economische eigendom van een onroerende zaak. De omstandigheid dat de onroerende zaak juridisch eigendom is van één van de samenwoners staat volgens de Hoge Raad niet aan toepassing van de vrijstelling in de weg. De Hoge Raad heeft de zaak verwezen naar Hof Arnhem-Leeuwarden voor verdere behandeling. Het hof moest onderzoeken of de belanghebbende bij de levering van de woning aan haar vroegere partner voor 40% economisch eigenaar van de woning is geworden. In het convenant dat is opgemaakt bij de beëindiging van de relatie en het samenwonen is als uitgangspunt vastgelegd dat van het totale vermogen 40% aan de belanghebbende en 60% aan haar vroegere partner is toegekomen. De onroerende zaak is bij de verdeling van het vermogen toebedeeld aan de belanghebbende.
Uit een arrest van de civiele kamer van de Hoge Raad uit 1987 volgt dat voor het antwoord op de vraag of tussen samenlevende partners enige gemeenschap van goederen bestaat, beslissend is wat zij dienaangaande uitdrukkelijk of stilzwijgend zijn overeengekomen. In het convenant is expliciet vermeld dat de facto een gemeenschap van goederen is ontstaan. De ex-partner heeft in een schriftelijke verklaring bevestigd dat de intentie van partijen was om al hun bezittingen als gemeenschappelijk te beschouwen. De verdeling van de waarde van de bezittingen in het convenant sluit volgens het hof aan bij de inkomensverhouding zoals deze tijdens de periode van samenwonen is geweest. Gelet op de feitelijke gang van zaken tijdens het samenwonen en de verklaring van de belanghebbende en de ex-partner, is het hof van oordeel dat de belanghebbende vanaf de verkrijging van de woning voor 40% economisch eigenaar is geweest. Dit betekent dat zij met recht een beroep op de vrijstelling van overdrachtsbelasting kan doen.
De minister van SZW heeft een ontwerpbesluit, waarin de uitkering van betaald ouderschapsverlof wordt verhoogd van 50 naar 70% van het loon, naar de Tweede Kamer gestuurd. De voorlegging van het ontwerpbesluit geschiedt in het kader van de wettelijk voorgeschreven procedure van de Wet betaald ouderschapsverlof. De verhoging zal per 2 augustus 2022 worden doorgevoerd.
In verband met de coronacrisis geldt voor ondernemers met betalingsproblemen de mogelijkheid van bijzonder uitstel van betaling van belastingen. Het bijzonder uitstel geldt tot 1 april 2022. Dat houdt in, dat alle belastingen waarvoor een ondernemer bijzonder uitstel heeft verkregen en waarvan de uiterste betaaldatum vóór 1 april 2022 ligt, voorlopig niet betaald hoeven te worden. Na afloop van het bijzonder uitstel geldt een betalingsregeling. Volgens deze regeling kunnen ondernemers de opgebouwde belastingschuld in 60 maanden aflossen, ingaande op 1 oktober 2022.
Vanaf 1 april 2022 moeten ondernemers voldoen aan alle nieuwe betalingsverplichtingen.
Voorlopige aanslagen inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting 2022 vallen onder de regeling bijzonder uitstel. Voor ondernemers die hebben aangegeven de voorlopige aanslag in termijnen te betalen en die bijzonder uitstel van betaling hebben tot 1 april geldt dat het gehele bedrag van de voorlopige aanslag 2022 in het bijzonder uitstel valt. De termijnen van april tot en met december 2022 worden opgenomen in de betalingsregeling, die op 1 oktober 2022 van start gaat.
In een brief aan de Tweede Kamer heeft de staatssecretaris van Financiën gezegd dat verlaging van de verhoogde schenkingsvrijstelling voor de eigen woning eerder dan per 1 januari 2024 mogelijk is. Afschaffing van deze vrijstelling staat voor die datum gepland.
De verhoogde vrijstelling geldt eenmalig voor mensen tussen 18 en 40 jaar. Deze vrijstelling geldt voor schenkingen van ouders aan kinderen en voor schenkingen tussen derden. De vrijstelling bedraagt € 106.671 in 2022. Spreiding is mogelijk. Als een schenking lager is dan het maximumbedrag van de vrijstelling, geldt de vrijstelling ook voor aanvullende schenkingen voor de eigen woning van diezelfde schenker in de twee volgende kalenderjaren. De voorgenomen afschaffing van de vrijstelling zal deel uitmaken van het Belastingplan 2023. Of de spreidingsmogelijkheid dan vervalt, is afhankelijk van de nog te kiezen vormgeving van de afschaffing.
Het is mogelijk om de verhoogde vrijstelling per 1 januari 2023 te verlagen. Wel moet dan voor schenkingen tussen ouders en kinderen en voor andere schenkingen hetzelfde maximumbedrag gelden. Daarbij moet rekening gehouden worden met bestaande overige vrijstellingen om verwarring te voorkomen. Volgens de staatssecretaris ligt het voor de hand om als ondergrens voor een eventuele verlaging het bedrag van de eenmalige verhoogde vrijstelling tussen ouders en kinderen van € 27.231 te hanteren. Dit komt voor schenkingen in ouder-kindrelaties de facto neer op een afschaffing.
De staatssecretaris van Financiën heeft een toelichting gegeven aan de Tweede kamer over de wijze waarop de Belastingdienst omgaat met het arrest van de Hoge Raad over de belastingheffing in box 3. Omdat het kabinet pas later dit voorjaar een definitief besluit neemt over de gevolgen van dit arrest, kan met de uitkomst daarvan nog geen rekening gehouden worden bij de aangiftecampagne 2021. In het aangifteprogramma 2021 zijn de gevolgen van het arrest niet verwerkt. De aangifte dient op de gebruikelijke manier te worden gedaan. Bij het vaststellen van de definitieve aanslag inkomstenbelasting over 2021 zal rekening worden gehouden met het arrest. De Belastingdienst houdt de aangiftes met box 3 apart tot de automatisering is aangepast en een juiste aanslag kan worden opgelegd. De aangiftetermijn 2021 zal niet worden verlengd tot een aangepast aangifteprogramma beschikbaar is.
Ook in de voorlopige aanslag 2022 is nog geen rekening gehouden met de gevolgen van het arrest. De voorlopige aanslag 2022 voor mensen met inkomen in box 3 kan daardoor te hoog zijn. Voor zover dat het geval is, zal dit bij de definitieve aanslag worden hersteld. De Belastingdienst wil een invorderingspauze bieden voor mensen, die de voorlopige aanslag 2022 (deels) niet betalen. Dat betekent dat er geen (dwang)invorderingsmaatregelen zullen worden genomen als de voorlopige aanslag 2022 niet wordt betaald. De invorderingspauze geldt alleen voor mensen met inkomen in box 3.
Het kabinet heeft in een brief aan de Tweede Kamer bekendgemaakt dat het generieke steunpakket voor ondernemingen met ingang van het tweede kwartaal van 2022 wordt beëindigd. Dat betekent concreet dat de NOW, de TVL en het generieke uitstel van belastingbetalingen per 1 april 2022 niet langer beschikbaar zijn. Ook komt een einde aan de tijdelijk vereenvoudigde uitvoering van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen.
In de toekomst wil het kabinet maatregelen nemen vanuit een breder perspectief dan alleen de belasting van de zorg. Dan zal ook rekening gehouden worden met de maatschappelijke en sociaaleconomische kant van maatregelen. In de loop van maart komt het kabinet met een uitwerking en een langetermijnvisie op de vormgeving van het steunpakket.
Verschillende specifieke regelingen lopen door na het eerste kwartaal van 2022. De evenementengarantieregelingen worden samengevoegd en lopen door tot en met september 2022. De tijdelijke garantie- en kredietregelingen KKC en GO-C en het borgstellingskrediet voor de landbouw (BL-C) worden verlengd tot en met juni 2022. De BMKB-C blijft opengesteld tot en met het tweede kwartaal van 2022. De Qredits-overbruggingskredieten voor bestaande ondernemers en starters worden verstrekt tot en met juni 2022.
De Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het eerste kwartaal van 2022 is gepubliceerd in de Staatscourant. Voorwaarde voor subsidie is een omzetverlies van ten minste 30% ten opzichte van de referentieperiode. De subsidie bedraagt 100% van het berekende bedrag aan vaste lasten, met een maximum van € 550.000 voor het mkb en € 600.000 voor grote ondernemingen.
De referentieperiode voor de vaststelling van het omzetverlies is naar keuze van de ondernemer het eerste kwartaal van 2019 of het eerste kwartaal van 2020. Het eerste kwartaal van 2019 was nog voor de coronapandemie en is aldus een representatief referentiekwartaal. In het eerste kwartaal van 2020 waren er geen beperkende maatregelen, behalve in de laatste twee weken van het kwartaal.
Bedrijven, die na 31 december 2018 maar voor 1 oktober 2019 zijn gestart, kunnen het eerste kalenderkwartaal van 2020 als referentiekwartaal gebruiken. Zij kunnen ook kiezen voor het eerste volledige kalenderkwartaal na inschrijving in het handelsregister. Ondernemingen, die na 30 september 2019 in het handelsregister zijn ingeschreven, kunnen kiezen voor het derde kwartaal van 2020 of het eerste kwartaal na inschrijving. Voor ondernemingen, die na 30 maart 2020 zijn ingeschreven in het handelsregister, geldt het derde kwartaal van 2020 als referentieperiode.
Aanvragen voor de TVL over het eerste kwartaal van 2022 kunnen worden ingediend tot en met 31 maart 2022 om 17.00 uur.
De hardheidsclausule voor de TVL voor het vierde kwartaal van 2021 voor ondernemers, die in de referentiekwartalen door zwangerschap en/of bevalling niet over een representatieve referentieomzet beschikken, is door de Europese Commissie goedgekeurd. De hardheidsclausule is in de regeling opgenomen, waardoor RVO.nl de ingediende aanvragen met een beroep op de hardheidsclausule kan beoordelen.
Per 1 oktober 2021 is de Tozo beëindigd. Aansluitend is het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 tijdelijk vereenvoudigd tot 1 april 2022. Ondernemers, die onder de Tozo een lening voor bedrijfskapitaal hebben opgenomen, hoeven pas op 1 juli 2022 te beginnen met terugbetalen. Tot die datum wordt geen rente berekend. Voor alle Tozo-leningen geldt dat de looptijd is verlengd van vijf naar zes jaar. De looptijd is de periode vanaf het moment van verstrekking van de lening tot het moment waarop deze moet zijn terugbetaald. Deze wijzigingen in de Tozo zijn in december 2021 aangekondigd en nu in de regelgeving verwerkt.
De regeling is op 26 februari 2022 in werking getreden en werkt terug tot en met 1 januari 2022.
Bij de beëindiging van een dienstbetrekking op initiatief van de werkgever moet sinds 1 juli 2015 aan de werknemer een transitievergoeding worden betaald. Volgens een arrest van de Hoge Raad is de werkgever ook een transitievergoeding verschuldigd als een slapend dienstverband wordt beëindigd, ook al gebeurt dat op verzoek van de werknemer. Een dienstverband is slapend als de werknemer langdurig arbeidsongeschikt is en het opzegverbod tijdens ziekte is vervallen. De werkgever heeft in die gevallen recht op compensatie van de transitievergoeding. De compensatie wordt betaald door het UWV.
Over het recht op compensatie in gevallen waarin de wachttijd van 104 weken bij arbeidsongeschiktheid voor 1 juli 2015 is verstreken, maar de arbeidsovereenkomst na die datum is beëindigd, wordt door de rechtbanken verschillend geoordeeld. Volgens de rechtbank Den Haag is in die gevallen aan de voorwaarden voor het recht op compensatie voldaan. De compensatie kan niet hoger zijn dan de betaalde transitievergoeding en bedraagt niet meer dan het bedrag aan transitievergoeding dat verschuldigd zou zijn bij het beëindigen van de arbeidsovereenkomst op de dag na het verstrijken van de reguliere termijn van het opzegverbod wegens ziekte. Anders dan het UWV stelt, heeft volgens de rechtbank het feit dat het reguliere opzegverbod wegens ziekte is geëindigd voor 1 juli 2015 niet tot gevolg dat de werkgever geen recht heeft op compensatie.
De rechtbank Overijssel is een andere opvatting toegedaan. De rechtbank acht niet aannemelijk dat de wetgever ook bij de beëindiging van reeds lang slapende dienstverbanden de compensatieregeling heeft willen toepassen. Dat volgt volgens de rechtbank uit de beperking van de terugwerkende kracht van het recht op compensatie tot 1 juli 2015. De rechtbank meent dat uit het Xella-arrest van de Hoge Raad volgt, dat een werkgever in beginsel alleen gehouden is een slapend dienstverband te beëindigen als hij aanspraak kan maken op compensatie van de transitievergoeding. In de door de rechtbank beoordeelde situaties was dat niet het geval.