K & D Accountants
Charles Stulemeijerweg 7
5026 RS Tilburg

T 013 4550935
E info@kdaccountants.nl
BTW NL 8592.259.14.B01

08
APR
2021

Voorstel aanpassing fiscale kwalificatie van rechtsvormen

Posted By :
Comments : Off

De staatssecretaris van Financiën heeft een wetsvoorstel ter aanpassing van het fiscale kwalificatiebeleid van rechtsvormen ter consultatie gepubliceerd. Doel van dit wetsvoorstel is het wegnemen van kwalificatieverschillen tussen belastingstelsels om zo te voorkomen dat hybride mismatches ontstaan. De kern van het wetsvoorstel is het vervallen van de vennootschapsbelastingplicht voor de open commanditaire vennootschap (cv) per 1 januari 2022. Een cv is open als voor de toetreding of vervanging van een commanditaire vennoot niet vereist is dat alle vennoten (beherende en commanditaire) hiervoor toestemming geven. Als dit toestemmingsvereiste wel geldt, is de cv fiscaal transparant en dus niet-zelfstandig belastingplichtig. Daarnaast wordt het open fonds voor gemene rekening opnieuw gedefinieerd en wordt voor twee bijzondere situaties een aanvullende methode van kwalificatie van buitenlandse rechtsvormen opgenomen.

Kwalificatie van buitenlandse rechtsvormen voor de Nederlandse belastingheffing gebeurt nu door bepaalde civielrechtelijke kenmerken te vergelijken met die van bestaande Nederlandse rechtsvormen. De buitenlandse rechtsvorm wordt fiscaal op dezelfde wijze behandeld als de vergelijkbare Nederlandse rechtsvorm. Problemen treden op bij rechtsvormen die in Nederland als zelfstandig belastingplichtig worden aangemerkt, terwijl ze in het buitenland fiscaal transparant zijn.

Open en besloten cv

Door het vervallen van het toestemmingsvereiste voor de cv verdwijnt het onderscheid tussen de open en de besloten cv. Op basis van dit voorstel wordt iedere cv als fiscaal transparant aangemerkt. Voor de dividendbelasting en de bronbelasting op renten en royalty’s is de (open) cv niet langer inhoudingsplichtig. Met ingang van 1 januari 2022 worden alle vennoten van een cv rechtstreeks voor hun aandeel in de resultaten van de cv in de heffing van inkomsten- of vennootschapsbelasting betrokken. Voor beherende vennoten geldt dit nu al en heeft de afschaffing van de open cv geen fiscale gevolgen.

Een bestaande open cv wordt op het moment direct voorafgaand aan de beëindiging van haar belastingplicht geacht al haar vermogensbestanddelen te hebben overgedragen aan haar vennoten tegen de waarde in het economische verkeer. Het einde van de belastingplicht van de open cv leidt tot een verplichte eindafrekening in de vennootschapsbelasting over stille en fiscale reserves en goodwill. Het gedeelte van de eindafrekeningswinst dat toekomt aan de beherende vennoten komt in mindering op het te belasten bedrag.

Om directe belastingheffing door het vervallen van de vennootschapsbelastingplicht van de open cv zoveel mogelijk te voorkomen bevat het wetsvoorstel vier faciliteiten:

  1. een doorschuiffaciliteit, waarbij de fiscale claims op de stille reserves, fiscale reserves en goodwill worden overgenomen door de commanditaire vennoten;
  2. toepassing van de aandelenfusie, waarmee commanditaire vennoten de fiscale claims op hun aandeel in de cv doorschuiven;
  3. gespreide betaling in tien jaar.
  4. een doorschuiffaciliteit bij terbeschikkingstellingsituaties: commanditaire vennoten kunnen de fiscale claims op het aan de open cv ter beschikking gestelde vermogensbestanddeel doorschuiven.

Afschaffen van het toestemmingsvereiste voor het open fonds voor gemene rekening

Net zoals bij de cv kan een fonds voor gemene rekening fiscaal al dan niet transparant zijn. Voor de kwalificatie van een fonds voor gemene rekening is het toestemmingsvereiste bepalend. Een fonds voor gemene rekening is vennootschapsbelastingplichtig als de bewijzen van deelgerechtigdheid in het fonds verhandelbaar zijn. Is dat niet het geval, dan is het fonds besloten en fiscaal transparant. Voorgesteld wordt om beide varianten te laten bestaan. De nieuwe definitie van een open fonds voor gemene rekening houdt in dat een fonds dat tegen uitreiking van bewijzen van deelgerechtigdheid vermogen bijeenbrengt om dit collectief te beleggen. Voorwaarde is dat de bewijzen van deelgerechtigdheid worden verhandeld op een gereglementeerde markt of dat het fonds de verplichting heeft tot inkoop van eigen deelnemingsrechten. Dit laatste moet uit de fondsvoorwaarden blijken.

Kwalificatie (buitenlandse) rechtsvormen: twee aanvullende methodes

In situaties waarin geen vergelijkbare Nederlandse rechtsvorm bestaat kan een buitenlandse rechtsvorm niet op een vergelijkbare wijze in de Nederlandse belastingheffing worden betrokken. Om problemen te voorkomen komen er twee aanvullende methodes. De eerste methode biedt een oplossing voor situaties waarin een buitenlandse rechtsvorm een belang heeft in een Nederlandse vennootschapsbelastingplichtige of andersom. Nederland volgt dan de behandeling voor de betreffende winstbelasting van de staat van oprichting van de buitenlandse rechtsvorm voor de vennootschapsbelasting. De tweede methode geldt voor een buitenlandse rechtsvorm die in Nederland is gevestigd. Deze rechtsvorm wordt aangemerkt als een binnenlands belastingplichtige voor de vennootschapsbelasting.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 24-03-2021
01
APR
2021

Alsnog aftrek voorbelasting op tijdstip ingebruikneming?

Posted By :
Comments : Off

Ondernemers kunnen de omzetbelasting die andere ondernemers in rekening hebben gebracht in aftrek brengen als zij de afgenomen goederen of diensten voor btw-belaste prestaties gebruiken. De aftrek van voorbelasting vindt plaats in de aangifte over het tijdvak waarin de goederen geleverd of de diensten verricht zijn. De vraag in een procedure voor de Hoge Raad was of voorbelasting die niet in aftrek is gebracht in het tijdvak van de levering alsnog in aftrek kan worden gebracht.

Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden is dat mogelijk met behulp van de herzieningsregeling. De herzieningsregeling houdt in dat als op het tijdstip, waarop de ondernemer goederen en diensten gaat gebruiken, blijkt dat te veel of te weinig belasting in aftrek is gebracht ten opzichte van het werkelijke gebruik, de ondernemer de te veel afgetrokken belasting verschuldigd wordt. Te weinig afgetrokken belasting wordt op verzoek aan de ondernemer teruggegeven.Het hof is van oordeel dat de herzieningsregeling niet beperkt is tot het geval waarin bij ingebruikneming van goederen het werkelijke gebruik afwijkt van de bestemming. Het werkelijke gebruik is volgens het hof bepalend voor het recht op aftrek. Pas bij de ingebruikneming ontstaat voldoende duidelijkheid over het werkelijke gebruik. In cassatie voerde de staatssecretaris aan dat de herzieningsregeling niet bedoeld is om alsnog aftrek te verlenen van de omzetbelasting die de ondernemer niet bij de aangifte over het tijdvak van levering in aftrek heeft gebracht. De procedure heeft betrekking op twee percelen grond, die zijn aangekocht met als bestemming belast gebruik. Omdat de aanvankelijke bestemming overeenstemt met het werkelijke gebruik bij de ingebruikneming van de percelen wordt volgens de staatssecretaris aan herziening niet toegekomen.

De vraag in de procedure in cassatie is of de visie van het hof ten aanzien van de toepassing van de herzieningsregeling juist is. Volgens de Hoge Raad is het antwoord op die vraag uit de tekst van de btw-richtlijn 2006 niet duidelijk af te leiden. De rechtspraak van het Hof van Justitie EU lijkt een ruime uitleg van de herzieningsregeling toe te staan waarbij voor de uiteindelijke omvang van de aftrek uitgangspunt is dat het werkelijke gebruik van de goederen en de diensten doorslaggevend is en niet het voorgenomen gebruik. In ieder geval heeft het Hof van Justitie EU niet uitdrukkelijk uitgesloten dat de herzieningsregeling wordt gebruikt om aanvankelijk verzuimde aftrek van voorbelasting alsnog mogelijk te maken. De Hoge Raad heeft prejudiciële vragen voorgelegd aan het Hof van Justitie EU over de toepassing van de herzieningsregeling.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR2021455, 19/01427 | 25-03-2021
01
APR
2021

Wetsvoorstel bronbelasting dividenden

Posted By :
Comments : Off

De staatssecretaris heeft het wetsvoorstel ter invoering van een aanvullende bronbelasting op dividendstromen naar laagbelastende landen ingediend bij de Tweede Kamer. Het is de bedoeling dat het wetsvoorstel in 2024 in werking treedt. De aanvullende bronbelasting gaat gelden voor dividenduitkeringen naar landen met een winstbelastingtarief van minder dan 9% en landen die op de Europese lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden staan.

De bronbelasting is een aanvulling op de per 1 januari 2021 ingevoerde bronbelasting op renten en royalty’s.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 24-03-2021
01
APR
2021

Aanwijzing bezwaar box 3 2020 als massaal bezwaar

Posted By :
Comments : Off

De staatssecretaris van Financiën heeft bezwaarschriften tegen de vermogensrendementsheffing (box 3-heffing) in de aanslagen inkomstenbelasting over 2020 aangewezen als massaal bezwaar. Eerder gebeurde dat met bezwaarschriften over de jaren 2017 tot en met 2019. Procedures over deze jaren hebben nog niet geleid tot een arrest van de Hoge Raad. Bezwaarschriften, die ook betrekking hebben op andere onderdelen van de aanslag dan de vraag of de vermogensrendementsheffing in strijd is met het recht op ongestoord genot van eigendom, worden gesplitst.

De inspecteur zal binnen zes weken na een onherroepelijk oordeel van de Hoge Raad een collectieve uitspraak doen op de ingediende bezwaarschriften. Deze uitspraak zal worden gepubliceerd in de Staatscourant en op www.belastingdienst.nl.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 2021-0000045396 | 24-03-2021
01
APR
2021

Verkorting betaaltermijn grootbedrijf

Posted By :
Comments : Off

Kleine en middelgrote ondernemers, die aan het grootbedrijf leveren, worden steeds later betaald. De betaaltermijn wordt regelmatig door het grootbedrijf bepaald en soms eenzijdig verlengd. Dit is sinds de coronacrisis steeds vaker het geval. Kleinere ondernemers komen door het betaalgedrag van grote ondernemingen in de financiële problemen. Om het midden- en kleinbedrijf tegemoet te komen heeft de staatssecretaris van EZK een wetsvoorstel ingediend. Dit wetsvoorstel brengt de maximale wettelijke betaaltermijn die het grootbedrijf mag hanteren bij betalingen aan het mkb terug naar 30 dagen. De huidige toegestane betaaltermijn bedraagt 60 dagen.

Bron: Ministerie van Economische Zaken en Klimaat | publicatie | 15-03-2021
25
MRT
2021

Gebruikelijk loon lager dan minimumloon

Posted By :
Comments : Off

De Wet op de loonbelasting bepaalt dat een aanmerkelijkbelanghouder voor zijn werkzaamheden een gebruikelijk loon geniet. Het gebruikelijk loon bedroeg in de jaren 2018 en 2019 in beginsel € 45.000 per jaar, tenzij aannemelijk is dat in het economische verkeer een lager loon gebruikelijk is.

Volgens de Belastingdienst moest voor de dga van een in 2018 opgerichte bv het gebruikelijk loon voor 2019 op het wettelijk minimumloon worden gesteld. Door het bestaan van een arbeidsovereenkomst kon het loon niet lager worden vastgesteld dan het wettelijk minimumloon op basis van de gewerkte uren. De omzet van de bv over het verlengde boekjaar 2018 tot en met 31 december 2019 bedroeg € 13.600. De kosten over deze periode bedroegen € 9.442. Volgens de arbeidsovereenkomst bedroeg het loon van de dga € 3.750 bruto per maand. Het ontbrak de bv aan financiële middelen om het loon aan de dga uit te keren.

Volgens de rechtbank Gelderland kan nog steeds een beroep worden gedaan op een in een ingetrokken besluit van de staatssecretaris van Financiën opgenomen verzachting van de gebruikelijkloonregeling. Een lager dan een gebruikelijk loon is acceptabel als de continuïteit van de vennootschap in gevaar komt bij het uitbetalen van een gebruikelijk loon. De rechtbank vond aannemelijk gemaakt dat de bv in 2019 niet over de financiële middelen beschikte om het gebruikelijk loon uit te betalen. De bv is in 2018 opgericht met een geplaatst kapitaal van € 1.000. Het resultaat over het boekjaar 2018/2019 was negatief. De rechtbank stelde het gebruikelijk loon voor het boekjaar 2018/2019 vast op het in 2018 verloonde bedrag van € 11.250. Dat had tot gevolg dat de rechtbank de naheffingsaanslag 2019 verminderde tot nihil.

Volgens de rechtbank doet het vasthouden aan het minimumloon als ondergrens voor het gebruikelijk loon in dit geval geen recht aan de realiteit.

Bron: Rechtbank | jurisprudentie | ECLINLRBGEL2021811, AWB 20/3740 | 17-02-2021
25
MRT
2021

Verlenging onbelaste uitkering vaste reiskostenvergoedingen

Posted By :
Comments : Off

De mogelijkheid om bestaande vaste reiskostenvergoedingen onbelast uit te keren ondanks een gewijzigd reispatroon wordt verlengd tot 1 juli 2021. Dat heeft de staatssecretaris van Financiën bekend gemaakt in antwoord op Kamervragen. Voorwaarde is dat de reiskostenvergoeding al voor 13 maart 2020 werd gegeven. De staatssecretaris heeft verder meegedeeld dat mogelijkheden worden onderzocht voor een aanvullende regeling waarbinnen het mogelijk wordt om thuiswerkkosten onbelast te vergoeden. Daarvoor geldt nu nog geen gerichte vrijstelling. Deze regeling zou een aanvulling zijn op de bestaande mogelijkheden om arbo-voorzieningen en ICT-middelen onbelast te vergoeden. Deze aanvullende regeling zal niet voor het einde van het jaar kunnen worden ingevoerd. Werkgevers kunnen dit jaar de verruiming van de vrije ruimte in de werkkostenregeling gebruiken om thuiswerkkosten onbelast te vergoeden.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 2021-0000040335 | 23-03-2021
25
MRT
2021

Contouren evenementenregeling

Posted By :
Comments : Off

Het kabinet heeft de contouren van de eerder aangekondigde regeling voor de evenementenbranche bekend gemaakt. De regeling bestaat uit een garantie voor gemaakte kosten wanneer een evenement door coronamaatregelen niet door kan gaan. De garantie bestaat voor 80% van de kosten uit een gift en voor 20% uit een lening. De lening kent een rente van 2% per jaar. De garantieregeling vervangt de dekking die voorheen in annuleringsverzekeringen was opgenomen maar door verzekeraars is geschrapt. De garantieregeling geldt voor professionele organisatoren van evenementen die in Nederland gepland staan tussen 1 juli en 31 december 2021. Eerder geplande evenementen kunnen verplaatst worden naar een latere datum om aanspraak te kunnen maken op deze regeling. Het kabinet gaat ervan uit dat het vanaf 1 juli verantwoord is om evenementen te organiseren. De formele regeling wordt waarschijnlijk half april gepubliceerd. De regeling zal worden uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

Bron: Ministerie van Economische Zaken en Klimaat | publicatie | 18-03-2021
25
MRT
2021

Recht op basisbetaalrekening bij Nederlandse bank

Posted By :
Comments : Off

Een wetsvoorstel beoogt mogelijk te maken dat alle Nederlanders, ongeacht waar zij wonen, recht hebben op een basisbetaalrekening bij een Nederlandse bank. Het wetsvoorstel is vooral van belang voor Nederlanders die buiten de EU wonen. De afgelopen jaren hebben Nederlandse banken steeds vaker de betaalrekeningen van deze groep Nederlanders opgezegd. De Wet op het financieel toezicht (Wft) bepaalt nu dat banken consumenten, die rechtmatig in de EU verblijven, in staat moeten stellen een basisbetaalrekening aan te vragen en te gebruiken. De Wwft biedt banken een aantal gronden om mensen een basisbetaalrekening te weigeren. De bestaande weigerings- en eenzijdige opzeggingsgronden blijven in stand. Daar wordt aan toegevoegd dat een bank geen bankrekening hoeft aan te bieden aan een consument die woont in een land waar een vestigingsvereiste voor banken geldt en de bank in dat landgeen vestiging heeft.

Bron: Overig | wetsvoorstel | 04-03-2021
18
MRT
2021

Europese Commissie keurt verruimingen TVL goed

Posted By :
Comments : Off

De Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) bevat een vergoeding voor de vaste lasten van een bedrijf. Deze vergoeding bedraagt een percentage van de per sector forfaitair bepaalde vaste lasten. De vergoeding is voor het eerste kwartaal van 2021 verhoogd van 50-70% naar 85% bij een omzetverlies vanaf 30%. De maximale vergoeding per kwartaal is verhoogd van € 90.000 naar € 550.000. De grens van maximaal 250 medewerkers geldt met ingang van het eerste kwartaal van 2021 niet langer. De maximale vergoeding voor grote bedrijven bedraagt € 600.000 per kwartaal.

Kleine bedrijven

Het minimumbedrag aan subsidie voor kleine bedrijven is verhoogd van € 750 naar € 1.500. De drempel voor de TVL van minimaal € 3.000 aan vaste lasten in een kwartaal is verlaagd naar € 1.500.

Opslag voorraad gesloten detailhandel

De voorraadsubsidie voor de gesloten detailhandel geldt ook in het eerste kwartaal van 2021. De subsidie bestaat uit een opslag van 21% op de TVL. In het vierde kwartaal van 2020 was de opslag 5,6%. De voorraadsubsidie is afhankelijk van het omzetverlies. Voor de voorraadsubsidie hoeven ondernemers geen aparte aanvraag in te dienen. De opslag kent een maximum van € 300.000.

Starters

Voor ondernemers, die zijn gestart tussen 1 januari 2020 en 30 juni 2020, komt een op de TVL gebaseerde regeling. Als referentieperiode voor deze bedrijven geldt het derde kwartaal van 2020. De regeling zal gelden voor het eerste halfjaar van 2021. Ondernemers, die zijn gestart tussen 1 januari 2020 en 15 maart 2020, komen ook voor de reguliere TVL in aanmerking. Om overlap te beperken is het kabinet van plan deze ondernemers in het tweede kwartaal enkel voor de nieuwe startersregeling in aanmerking te laten komen. Het kabinet hoopt het loket voor de startersregeling in april of mei 2021 te kunnen openen.

Gelijktrekken subsidiegrens TVL voor land- en tuinbouw

Middelgrote bedrijven in de land- en tuinbouw kunnen geen gebruik maken van de verhoging van de subsidiegrens voor de TVL. Dit komt door de bepalingen van het Europees steunkader waaronder de TVL is aangevraagd. Er komt een regeling onder een ander staatssteunkader, die vergelijkbaar zal zijn met de verruimde TVL. Het kabinet streeft ernaar het loket voor deze regeling in april of mei van dit jaar te openen, met terugwerkende kracht voor het eerste kwartaal.

Regeling specifieke kosten land- en tuinbouw

In de land- en tuinbouw is veelal sprake van doorlopende kosten voor het in leven houden van planten en dieren. Voor de landbouwsectoren met SBI-code 1.1 tot en met 1.5 geldt in verband met deze kosten een opslag van 21%-punt op de TVL.
Voor de land- en tuinbouwsector geldt dat de TVL-subsidie gemaximeerd is op € 225.000. Het kabinet werkt aan een aparte regeling voor grote land- en tuinbouwbedrijven waarbij dezelfde plafonds worden gehanteerd als voor de reguliere TVL, dus € 550.000 voor het mkb en € 600.000 voor grotere bedrijven. Het is de bedoeling om deze regeling in april of mei te openen met terugwerkende kracht voor het eerste kwartaal.

Goedkeuring

De wijzigingen in de TVL zijn inmiddels goedgekeurd door de Europese Commissie en worden nu in de regeling verwerkt. Een eventuele extra tegemoetkoming zal door RVO.nl worden uitgekeerd.

Bron: Ministerie van Economische Zaken en Klimaat | publicatie | 15-03-2021